Vertaling van blij zijn
Inhoud:
Nederlands
Duits
blij zijn, genieten van, zich verblijden, zich verheugen, genieten {ww.}
sich freuen
froh sein
frohlocken
froh sein
frohlocken
Voorbeelden in zinsverband
Nederlands
Duits
Hij zou blij zijn dat te horen.
Er wäre froh, das zu hören.
Blij zijn zij die van bloemen houden.
Froh sind diejenigen, die Blumen lieben.