Vertaling van bloeien
Inhoud:
Nederlands
Duits
bloeien, floreren {ww.}
blühen
florieren
in der Blüte stehen
florieren
in der Blüte stehen
wij bloeien
jullie bloeien
zij bloeien
wir blühen
ihr blüht
sie blühen
» meer vervoegingen van blühen
Tulpen zullen snel bloeien.
Tulpen werden bald blühen.
bloeien, floreren, gedijen, tieren, vooruitkomen, welvaren {ww.}
prosperieren
glücken
gelingen
geraten
gedeihen
glücken
gelingen
geraten
gedeihen
wij bloeien
jullie bloeien
zij bloeien
wir prosperieren
ihr prosperiert
sie prosperieren
» meer vervoegingen van prosperieren