Vertaling van bomen
Inhoud:
Nederlands
Duits
bomen, ratelen, snateren {ww.}
andauernd schwatzen
boom (mv. bomen) {zn.}
Baum
Wie heeft de boom geplant?
Wer hat den Baum gepflanzt?
Hij klom uit de boom naar beneden.
Er kletterte vom Baum herunter.
Voorbeelden in zinsverband
Nederlands
Duits
De bomen zijn groen.
Die Bäume sind grün.
De vogels zingen in de bomen.
In den Bäumen singen die Vögel.
De wind kuste de bomen teder.
Der Wind küsste sanft die Bäume.
Deze bomen zijn door hen geplant.
Sie haben diese Bäume gepflanzt.
Je kan door de bomen het bos niet zien.
Du siehst den Wald vor lauter Bäumen nicht.
Het was fris in de schaduw van de bomen.
Es war kühl im Schatten der Bäume.
Hij ziet het bos niet door al die bomen.
Er kann vor lauter Bäumen den Wald nicht sehen.
Na de storm was de weg door omgevallen bomen geblokkeerd.
Nach dem Sturm waren die Straße von umgestürzten Bäumen blockiert.