Vertaling van bot maken

Inhoud:

Nederlands
Duits
maken, aanmaken, bedrijven, doen, uitbrengen, uitrichten, uitvoeren {ww.}
tun
machen
erledigen
geben
ernennen
erregen
hervorrufen
bewirken
ordnen
brauen
abstatten
verrichten
ausführen
bereiten
stellen
halten
begehen
schneiden
schließen
zurechtmachen
anfertigen
zubereiten
herstellen
verursachen
erzeugen
veranlassen
hervorbringen
anrichten
erschaffen
abhalten
unterbreiten

wij maken aan
jullie maken aan
zij maken aan

wir tun
ihr tut
sie tun
» meer vervoegingen van tun

Wat moet ik doen?
Was muss ich tun?
Wat wil je doen?
Was willst du tun?
afstompen, bot maken {ww.}
mildern
stumpf machen
dämpfen
abstumpfen
fabriceren, maken, aanmaken, vervaardigen {ww.}
fabrizieren
herstellen
fertigen

wij maken aan
jullie maken aan
zij maken aan

wir fabrizieren
ihr fabriziert
sie fabrizieren
» meer vervoegingen van fabrizieren

afmaken, afsluiten, beëindigen, besluiten, uitmaken, voleindigen {ww.}
einstellen
abschließen
schließen
erledigen
vollenden
beendigen
endigen
beenden
enden
beschließen

wij maken af
jullie maken af
zij maken af

wir stellen ein
ihr stellt ein
sie stellen ein
» meer vervoegingen van einstellen

doden, doodmaken, ombrengen {ww.}
töten
ermorden

wij maken dood
jullie maken dood
zij maken dood

wir töten
ihr tötet
sie töten
» meer vervoegingen van töten

Pistolen doden geen mensen. Mensen doden mensen.
Waffen töten keine Menschen. Menschen töten Menschen.
De man viel haar aan met de bedoeling haar te doden.
Der Mann griff sie an mit der Absicht, sie zu töten.
aanmaken, bereiden, toebereiden, voorbereiden {ww.}
vorbereiten
bereiten

wij maken aan
jullie maken aan
zij maken aan

wir bereiten vor
ihr bereitet vor
sie bereiten vor
» meer vervoegingen van vorbereiten

doorkomen, doormaken, doortrekken {ww.}
ablegen
zurücklegen

wij maken door
jullie maken door
zij maken door

wir legen ab
ihr legt ab
sie legen ab
» meer vervoegingen van ablegen

dichten, dichtmaken, stoppen, toestoppen, verstoppen, volstoppen {ww.}
zustopfen
stopfen
verstopfen
pfropfen

wij maken dicht
jullie maken dicht
zij maken dicht

wir stopfen zu
ihr stopft zu
sie stopfen zu
» meer vervoegingen van zustopfen

buitmaken, behalen, verkrijgen, verwerven {ww.}
gewinnen
anschaffen
erwerben
sich erwerben
habhaft werden
erlangen

wij maken buit
jullie maken buit
zij maken buit

wir gewinnen
ihr gewinnt
sie gewinnen
» meer vervoegingen van gewinnen

dichtdoen, dichtmaken, sluiten, toedoen {ww.}
schließen
verschließen
zumachen
abschließen
beenden
abstellen
stillegen
abdrehen
zudrehen
einschließen
stecken

wij maken dicht
jullie maken dicht
zij maken dicht

wir schließen
ihr schließt
sie schließen
» meer vervoegingen van schließen

aanmaken, aansteken, doen ontbranden, ontsteken, stoken {ww.}
in Brand stecken
anzünden
anstecken

wij maken aan
jullie maken aan
zij maken aan

wir zünden an
ihr zündet an
sie zünden an
» meer vervoegingen van anzünden

drogen, afdrogen, droogmaken, uitdrogen {ww.}
dörren
trocknen
austrocknen

wij maken droog
jullie maken droog
zij maken droog

wir trocknen
ihr trocknet
sie trocknen
» meer vervoegingen van trocknen

beleven, doormaken, ervaren, ondervinden {ww.}
erleben

wij maken door
jullie maken door
zij maken door

wir erleben
ihr erlebt
sie erleben
» meer vervoegingen van erleben

buitmaken, plunderen, roven, stropen {ww.}
rauben
berauben
plündern

wij maken buit
jullie maken buit
zij maken buit

wir rauben
ihr raubt
sie rauben
» meer vervoegingen van rauben