Vertaling van botten
Inhoud:
Nederlands
Duits
botten, spruiten, uitbotten, uitschieten, uitspruiten {ww.}
sprießen
knospen
knospen
zij botten
zij botten
sie sprießen
sie sprießten
» meer vervoegingen van sprießen
knop , uitspruitsel, bot (mv. botten) {zn.}
Trieb
Sproß
Sprößling
Knospe
Sproß
Sprößling
Knospe
bot (mv. botten), cru, grof, onbehouwen, onbewerkt, rauw, ruig, snauwerig {bn.}
arg
rauh
roh
rauh
roh
bot (mv. botten), dom, onbenullig, schaapachtig, stom, zwakhoofdig {bn.}
albern
dumm
dumm
bot (mv. botten), stomp {bn.}
stumpf
bot (mv. botten) {zn.}
Flunder
been , bot (mv. botten) , knok , schonk , graat {zn.}
Knochen
Gebein
Gebein
De hond was bezig met het begraven van zijn bot in de tuin.
Der Hund hatte eilig seinen Knochen im Garten vergraben.