Vertaling van braaf
Inhoud:
Nederlands
Duits
braaf, deugdzaam, eerbaar {bn.}
sittsam
tugendhaft
züchtig
tugendhaft
züchtig
dapper, eerlijk, vriendelijk, braaf {bn.}
brav
tapfer
tüchtig
wacker
beherzt
artig
tapfer
tüchtig
wacker
beherzt
artig