Vertaling van brand

Inhoud:

Nederlands
Duits
brand [m], vuurzee {zn.}
Großbrand [m] (der ~)
Großfeuer [o] (das ~)
Feuerbrunst
brand [m], branden [o] {zn.}
Brennen [o] (das ~)
brand [m] {zn.}
Brunst [v] (die ~)
Brand [m] (der ~)
branden, verbranden {ww.}
in Flammen setzen
anfachen
entflammen
anzünden
in Brand stecken
brennen lassen

ik brand

ich fache an
» meer vervoegingen van anfachen

aan zijn, branden {ww.}
brennen

ik brand

ich brenne
» meer vervoegingen van brennen

braden, branden, roosteren {ww.}
rösten
braten

ik brand

ich brate
» meer vervoegingen van braten

branden, distilleren, overhalen, stoken, destilleren {ww.}
brennen
destillieren

ik brand

ich brenne
» meer vervoegingen van brennen



Voorbeelden in zinsverband

Nederlands
Duits

In geval van brand, bel 119.

Rufe im Falle eines Brandes 119 an.

De oorzaak van de brand was bekend.

Die Ursache des Brandes war bekannt.

Vier gezinnen kwamen om in de brand.

Vier Familien kamen im Feuer ums Leben.

Gebruik niet de lift in geval van brand.

Bei Feuer den Aufzug nicht benutzen.


Gerelateerd aan brand

vuurzee - branden - verbranden - aan zijn - braden - roosteren - distilleren - overhalen - stoken - destilleren