Vertaling van bruin

Inhoud:

Nederlands
Duits
bruin {bn.}
braun
Braun-
bruin [o] {zn.}
Braun [o] (das ~)
De gordel is bruin.
Der Gürtel ist braun.
Zijn schoenen zijn bruin.
Seine Schuhe sind braun.
bruinen, bruineren, bruin maken {ww.}
braun beizen
braun färben
braun machen
brünieren
bräunen

ik bruin

ich brüniere
» meer vervoegingen van brünieren

bruinen, bruin worden {ww.}
braun werden
sich bräunen
bräunen

ik bruin

ich bräune
» meer vervoegingen van bräunen



Voorbeelden in zinsverband

Nederlands
Duits

De gordel is bruin.

Der Gürtel ist braun.

Zijn schoenen zijn bruin.

Seine Schuhe sind braun.


Gerelateerd aan bruin

bruinen - bruineren - bruin maken - bruin worden