Vertaling van brullen

Inhoud:

Nederlands
Duits
brullen, bulderen, daveren, loeien {ww.}
sausen
zischen
brausen

wij brullen
jullie brullen
zij brullen

wir sausen
ihr saust
sie sausen
» meer vervoegingen van sausen

brullen, huilen {ww.}
heulen

wij brullen
jullie brullen
zij brullen

wir heulen
ihr heult
sie heulen
» meer vervoegingen van heulen

balken, blaten, brullen, grommen, hinniken, loeien, schreeuwen {ww.}
schreien
gackern
iahen
wiehern
quaken
brüllen
blöken

wij brullen
jullie brullen
zij brullen

wir schreien
ihr schreit
sie schreien
» meer vervoegingen van schreien

Ik hoorde een vrouw schreeuwen.
Ich hörte eine Frau schreien.
blèren, brullen, bulderen, gillen, uitbrullen {ww.}
zetern
heulen

wij brullen
jullie brullen
zij brullen

wir zetern
ihr zetert
sie zetern
» meer vervoegingen van zetern

briesen, brullen, bulken, loeien, uitbrullen {ww.}
brüllen

wij brullen
jullie brullen
zij brullen

wir brüllen
ihr brüllt
sie brüllen
» meer vervoegingen van brüllen



Gerelateerd aan brullen

bulderen - daveren - loeien - huilen - balken - blaten - grommen - hinniken - schreeuwen - blèren - gillen - uitbrullen - briesen - bulken