Vertaling van deficit

Inhoud:

Nederlands
Duits
deficit [o], schade [v], nadeel, strop, verlies {zn.}
Verlust [m] (der ~)
deficit [o], tekort, kastekort, nadelig saldo {zn.}
Verlust [m] (der ~)
Mangel [m] (der ~)
Fehlbetrag [m] (der ~)
Minderertrag
Defizit [o] (das ~)


Gerelateerd aan deficit

schade - nadeel - strop - verlies - tekort - kastekort - nadelig saldo