Vertaling van dichtgaan
Inhoud:
Nederlands
Duits
dichtgaan, sluiten, toegaan, toegroeien, toevallen, zich sluiten {ww.}
zugehen
sich schließen
zufallen
sich schließen
zufallen
hij/zij/het zal dichtgaan
zij zult dichtgaan
hij/zij/het zal dichtgaan
er/sie/es wird zufallen
sie werden zufallen
er/sie/es würde zufallen
» meer vervoegingen van zufallen
helen, dichtgaan, toegroeien {ww.}
vernarben
hij/zij/het zal dichtgaan
zij zult dichtgaan
hij/zij/het zal dichtgaan
er/sie/es wird vernarben
sie werden vernarben
er/sie/es würde vernarben
» meer vervoegingen van vernarben