Vertaling van droom

Inhoud:

Nederlands
Duits
droom [m], dagdroom [m], wensdroom {zn.}
Traum [m] (der ~)
Ik leef mijn droom.
Ich lebe meinen Traum.
Ik heb een droom.
Ich habe einen Traum.
droom [m] {zn.}
Traum [m] (der ~)
Ze had een vreemde droom.
Sie träumte einen seltsamen Traum.
De droom is werkelijkheid geworden.
Der Traum ist wahr geworden.
dromen, mijmeren {ww.}
träumen
wähnen
schwärmen

ik droom

ich träume
» meer vervoegingen van träumen

Ge doet mij dromen.
Du bringst mich zum Träumen.
Hoe zou ik een robot kunnen zijn? Robots dromen niet.
Wie könnte ich ein Roboter sein? Roboter träumen nicht.
dromen {ww.}
träumen

ik droom

ich träume
» meer vervoegingen van träumen



Voorbeelden in zinsverband

Nederlands
Duits

Ik leef mijn droom.

Ich lebe meinen Traum.

Slaapwel. Droom zoet.

Gute Nacht. Träum was Schönes.

Ik heb een droom.

Ich habe einen Traum.

Ze had een vreemde droom.

Sie träumte einen seltsamen Traum.

Soms droom ik over thuis.

Manchmal träume ich von daheim.

De droom is werkelijkheid geworden.

Der Traum ist wahr geworden.

Het is haar droom verpleegster te worden.

Sie hat den Traum, Krankenschwester zu werden.

Ik had een rare droom vannacht.

Ich hatte letzte Nacht einen seltsamen Traum.

Het is mijn droom naar Japan te gaan.

Mein Traum ist es, nach Japan zu fahren.

Ik droom van een rustig leven op het platteland.

Ich träume von einem ruhigen Leben auf dem Land.

Ik heb afgelopen nacht een grappige droom gehad.

Ich hatte letzte Nacht einen lustigen Traum.

In mijn droom kwam ik een wolf tegen.

In meinem Traum bin ich einem Wolf begegnet.

Hij was gelukkig om zijn droom te hebben waargemaakt.

Sie war glücklich, dass sich ihr Traum erfüllt hat.

Mijn droom is om in een spaceshuttle te reizen.

Mein Traum ist, in einer Raumfähre zu reisen.

Hij kwam naar Tokyo met een grote droom.

Er kam mit einem großen Traum nach Tokio.


Gerelateerd aan droom

dagdroom - wensdroom - dromen - mijmeren