Vertaling van eigen

Inhoud:

Nederlands
Duits
eigen, huiselijk, vertrouwd {bn.}
häuslich
heimisch
traut
Heim-
Heimat-
eigen {bn.}
eigen
echt


Voorbeelden in zinsverband

Nederlands
Duits

Ieder zijn eigen ding.

Jedem das Seine.

Heb je een eigen kamer?

Hast du ein eigenes Zimmer?

U kunt uw eigen maken.

Du kannst dir selbst einen machen.

Uw eigen bestek meenemen graag.

Bitte bringen Sie Ihr eigenes Besteck mit.

Het was zijn eigen schuld.

Er ist selbst schuld.

Hij heeft een eigen huis.

Er hat ein eigenes Haus.

Zweden heeft zijn eigen taal.

Schweden hat seine eigene Sprache.

Iedereen kan zijn eigen naam schrijven.

Jeder kann seinen eigenen Namen schreiben.

Bemoei je met je eigen zaken!

Kümmere dich um deine eigenen Angelegenheiten.

Ze zal haar eigen manier hebben.

Sie geht ihren eigenen Weg.

Je zou jouw eigen bedrijf kunnen starten.

Du könntest eine eigene Firma gründen.

Bemoei je met je eigen zaken.

Stecke deine Nase nicht in anderer Leute Angelegenheiten.

Tom heeft zijn eigen huis gebouwd.

Tom hat ein eigenes Haus gebaut.

De citroen heeft een eigen smaak.

Die Zitrone hat einen ganz eigenen Geschmack.

Je moet leren van je eigen fouten.

Du musst aus Fehlern lernen.


Gerelateerd aan eigen

huiselijk - vertrouwd