Vertaling van eigendom

Inhoud:

Nederlands
Duits
bezit [o], bezitting [v], eigendom [o], goed, vermogen {zn.}
Gut
Besitz [m] (der ~)
Eigentum [o] (das ~)
Besitzung [v] (die ~)
Besitztum [o] (das ~)
Eind goed, al goed.
Ende gut, alles gut.
Eind goed, al goed.
Ende gut - alles gut.


Gerelateerd aan eigendom

bezit - bezitting - goed - vermogen