Vertaling van fiducie

Inhoud:

Nederlands
Duits
fiducie [v], geloof, vertrouwen {zn.}
Vertrauen [o] (das ~)
Zuversicht [v] (die ~)
Ik geloof dat hij te vertrouwen is.
Ich glaube, man kann ihm vertrauen.
Ik ben mijn vertrouwen in hem verloren.
Ich habe mein Vertrauen in ihn verloren.


Gerelateerd aan fiducie

geloof - vertrouwen