Vertaling van fris

Inhoud:

Nederlands
Duits
fris, koel {bn.}
kühl
fris, luchtig, onbedorven, vers {bn.}
frisch
kühl
neu
unverbraucht


Voorbeelden in zinsverband

Nederlands
Duits

Het is fris vandaag.

Es ist frisch heute.

Het water in het meer is fris.

Das Wasser im See ist kühl.

Het was fris in de schaduw van de bomen.

Es war kühl im Schatten der Bäume.


Gerelateerd aan fris

koel - luchtig - onbedorven - vers