Vertaling van gebeurtenis

Inhoud:

Nederlands
Duits
gebeurtenis [v] {zn.}
Ereignis [o] (das ~)
gebeurtenis [v], gelegenheid [v], geval {zn.}
Fall [m] (der ~)
Vorfall [m] (der ~)
Gelegenheit [v] (die ~)
Ereignis [o] (das ~)
Geschehnis [o] (das ~)
Begebenheit [v] (die ~)
De gelegenheid maakt de dief.
Gelegenheit macht Diebe.
Ik had niks te maken met die gebeurtenis.
Ich hatte mit dem Vorfall nichts zu tun.
gebeurtenis [v] {zn.}
Ereignis [o] (das ~)
gebeurde [o], gebeurtenis [v], voorgevallene {zn.}
Ereignis [o] (das ~)
Begebenheit [v] (die ~)


Gerelateerd aan gebeurtenis

gelegenheid - geval - gebeurde - voorgevallene