Vertaling van gebruik

Inhoud:

Nederlands
Duits
gebruik [o], gewoonte, usance {zn.}
Gebrauch [m] (der ~)
Usus [m] (der ~)
Gewohnheit [v] (die ~)
Gepflogenheit [v] (die ~)
Brauch [m] (der ~)
Angewohnheit [v] (die ~)
Iedereen zou van zijn stemrecht moeten gebruik maken.
Jeder sollte von seinem Wahlrecht Gebrauch machen.
gebruik [o], zede {zn.}
Sitte [v] (die ~)
Brauch [m] (der ~)
gebruik [o], genot {zn.}
Gebrauch [m] (der ~)
Benutzung [v] (die ~)
aanwending [v], gebruik [o] {zn.}
Gebrauch [m] (der ~)
Benutzung [v] (die ~)
aanwenden, benutten, gebruiken {ww.}
benutzen
verwenden
verwerten
gebrauchen
brauchen
anwenden

ik gebruik

ich benutze
» meer vervoegingen van benutzen

Mag ik jouw telefoon gebruiken?
Kann ich dein Telefon benutzen?
Je mag mijn jacht gebruiken.
Du kannst meine Yacht benutzen.
drinken, gebruiken {ww.}
trinken

ik gebruik

ich trinke
» meer vervoegingen van trinken

Wij drinken alles.
Wir trinken alles.
Echte mannen drinken thee.
Wahre Männer trinken Tee.
bikken, gebruiken, eten, vreten, nuttigen {ww.}
essen
fressen
speisen
genießen

ik gebruik

ich esse
» meer vervoegingen van essen

Eekhoorntjes eten hazelnoten.
Eichhörnchen fressen Haselnüsse.
Ik zal hier eten.
Ich werde hier essen.


Voorbeelden in zinsverband

Nederlands
Duits

Ik gebruik Twitter.

Ich nutze Twitter.

Gebruik niet de lift in geval van brand.

Bei Feuer den Aufzug nicht benutzen.

Iedereen zou van zijn stemrecht moeten gebruik maken.

Jeder sollte von seinem Wahlrecht Gebrauch machen.

Ik maakte gebruik van de verwarring en viel de vijand aan.

Ich nutzte die Verwirrung aus und griff den Feind an.


Gerelateerd aan gebruik

gewoonte - usance - zede - genot - aanwending - aanwenden - benutten - gebruiken - drinken - bikken - eten - vreten - nuttigen