Vertaling van gepast

Inhoud:

Nederlands
Duits
betamelijk, gepast, geschikt, passend, toepasselijk {bn.}
angemessen
füglich
geeignet
zeitgemäß
doelmatig, gemakkelijk, geschikt, gepast, passend {bn.}
bequem
gelegen
gemächlich
passen, passen in {ww.}
passen

ik heb gepast
jij hebt gepast
hij/zij/het heeft gepast

ich habe gepasst
du hast gepasst
er/sie/es hat gepasst
» meer vervoegingen van passen

Deze schoenen passen niet.
Diese Schuhe passen mir nicht.
Die schoenen passen niet met het pak.
Diese Schuhe passen nicht zu dem Anzug.
gelegen komen, passen, schikken, uitkomen, voegen, betamen {ww.}
geziemen
fügen
ziemen
behagen

ik heb gepast
jij hebt gepast
hij/zij/het heeft gepast

ich habe geziemt
du hast geziemt
er/sie/es hat geziemt
» meer vervoegingen van geziemen

betamen, horen, behoren, passen, voegen {ww.}
gebühren
sich ziemen
sich geschicken
sich gehören

hij/zij/het heeft gepast
hij/zij/het had gepast
hij/zij/het zal gepast hebben

er/sie/es hat gebührt
er/sie/es hatte gebührt
er/sie/es wird gebührt haben
» meer vervoegingen van gebühren

bijeenpassen, harmoniëren, samenklinken, passen {ww.}
in Einklang stehen
harmonieren

ik heb gepast
jij hebt gepast
hij/zij/het heeft gepast

ich habe harmoniert
du hast harmoniert
er/sie/es hat harmoniert
» meer vervoegingen van harmonieren

beproeven, passen, aanpassen, proberen, toetsen, uitproberen {ww.}
versuchen
probieren
prüfen
erproben

ik heb gepast
jij hebt gepast
hij/zij/het heeft gepast

ich habe versucht
du hast versucht
er/sie/es hat versucht
» meer vervoegingen van versuchen

Laten we het nog eens proberen.
Lass es uns noch einmal versuchen.
Deze keer zal ik het proberen.
Dieses Mal werde ich es versuchen.