Vertaling van gepastheid

Inhoud:

Nederlands
Duits
fatsoen [o], gepastheid [v], voegzaamheid [v], welvoeglijkheid [v], zedigheid [v] {zn.}
Anständigkeit [v] (die ~)


Gerelateerd aan gepastheid

fatsoen - voegzaamheid - welvoeglijkheid - zedigheid