Vertaling van geschil

Inhoud:

Nederlands
Duits
herrie [v], ruzie [v], geschil, mot, onmin, strijd, tweespalt {zn.}
Zwietracht [v] (die ~)
Zwist [m] (der ~)
Zwiespalt [m] (der ~)
Zank [m] (der ~)
Streit [m] (der ~)
Hader [m] (der ~)
Fehde [v] (die ~)
onenigheid [v], weigering [v], geschil, meningsverschil {zn.}
Zwietracht [v] (die ~)


Gerelateerd aan geschil

herrie - ruzie - mot - onmin - strijd - tweespalt - onenigheid - weigering - meningsverschil