Vertaling van geslacht

Inhoud:

Nederlands
Duits
geslacht [o], huis [o], pand [o], familie [v] {zn.}
Haus [o] (das ~)
Dat huis is groot.
Das Haus ist groß.
Dit is haar huis.
Das ist ihr Haus.
geslacht [o], stam [m], volksstam {zn.}
Nation
Gattung [v] (die ~)
Menschengeschlacht
Sippschaft
Stamm [m] (der ~)
Sippe [v] (die ~)
Geschlecht [o] (das ~)
sexe [v], geslacht [o], kunne {zn.}
Sex
Geschlecht [o] (das ~)
generatie [v], geslacht [o] {zn.}
Generation [v] (die ~)
Glied [o] (das ~)
Ze werd slechts een generatie voorbij slavernij geboren; in een tijd toen er geen auto's op de weg reden en geen vliegtuigen in de lucht vlogen; toen iemand als zij om…
Sie wurde gerade eine Generation nach der Sklaverei geboren ; in einer Zeit, als es keine Autos auf der Straße und keine Flugzeuge am Himmel gab ; als jemand wie sie…
klasse [v], geslacht [o], woordgeslacht {zn.}
Geschlecht [o] (das ~)
Gattung [v] (die ~)
Genus
slachten, afslachten {ww.}
morden
hinmorden
niedermetzeln
abschlachten
schlachten
erschlagen

ik heb geslacht
jij hebt geslacht
hij/zij/het heeft geslacht

ich habe gemordet
du hast gemordet
er/sie/es hat gemordet
» meer vervoegingen van morden


Gerelateerd aan geslacht

huis - pand - familie - stam - volksstam - sexe - kunne - generatie - klasse - woordgeslacht - slachten - afslachten