Vertaling van geslepen
Inhoud:
Nederlands
Duits
geslepen, uitgekookt {bn.}
abgefeimt
verschlagen
verschmitzt
verschlagen
verschmitzt
sluw, arglistig, doortrapt, geslepen, leep, listig, slinks, link, geraffineerd, bijtend, doordringend, fel, guur, schel, scherp, schril, snerpend {bn.}
grell
herb
scharf
beißend
heftig
hart
rau
streng
herb
scharf
beißend
heftig
hart
rau
streng
aanzetten, slijpen, scherpen, wetten {ww.}
spitzen
schärfen
wetzen
scharf machen
schleifen
schärfen
wetzen
scharf machen
schleifen
ik heb geslepen
jij hebt geslepen
hij/zij/het heeft geslepen
ich habe gespitzt
du hast gespitzt
er/sie/es hat gespitzt
» meer vervoegingen van spitzen
slijpen {ww.}
abschrägen
facettieren
facettieren
ik heb geslepen
jij hebt geslepen
hij/zij/het heeft geslepen
ich habe abgeschrägt
du hast abgeschrägt
er/sie/es hat abgeschrägt
» meer vervoegingen van abschrägen