Vertaling van geven

Inhoud:

Nederlands
Duits
geven, aangeven, opbrengen, toebrengen, toekennen, verlenen {ww.}
geben
ergeben
anvertrauen
überantworten
übergeben
machen
spenden
erzeugen
reichen
hervorbringen
verabreichen
herreichen
angeben
gewähren
tragen
gestatten
erteilen

wij geven
jullie geven
zij geven

wir geben
ihr gebt
sie geben
» meer vervoegingen van geben

Koeien geven melk.
Kühe geben Milch.
Zij geven niets.
Sie geben nichts.


Voorbeelden in zinsverband

Nederlands
Duits

Koeien geven melk.

Kühe geben Milch.

Zij geven niets.

Sie geben nichts.

Hebt u nog iets aan te geven?

Haben Sie etwas zu verzollen?

Niemand kon het juiste antwoord geven.

Niemand konnte die richtige Antwort geben.

Ik zal haar het boek morgen geven.

Ich werde ihr das Buch morgen geben.

Ik zal hem het boek morgen geven.

Ich werde ihm das Buch morgen geben.

Ik zal jou dit boek geven.

Ich werde dir dieses Buch geben.

Heeft u iets aan te geven?

Hast du etwas zu verzollen?

Kunt u ons een paar voorbeelden geven?

Gib uns bitte einige Beispiele.

Kan je me een voorbeeld geven?

Kannst du mir ein Beispiel geben?

Kan jij mij wat geld geven?

Kannst du mir etwas Geld geben?

Ik weiger antwoord te geven op zo'n domme vraag.

Ich weigere mich, eine so dumme Frage zu beantworten.

Voor je verjaardag zal ik je een fiets geven.

Ich werde dir ein Fahrrad zum Geburtstag schenken.

Kun je me alsjeblieft een stuk brood geven?

Gib mir bitte ein Stück Brot.

Ik denk dat ge haar wat uitleg zult moeten geven.

Ich finde, du schuldest ihr eine Erklärung.


Gerelateerd aan geven

aangeven - opbrengen - toebrengen - toekennen - verlenen