Vertaling van gij

Inhoud:

Nederlands
Duits
u, je, jij, ge, gij, jullie, gijlieden, gijlui, gelui, jelui, jou {pers. vnw.}
Sie
du
ihr
je, jij, ge, gij {pers. vnw.}
du


Voorbeelden in zinsverband

Nederlands
Duits

Gij eerst.

Nach Ihnen.

Gelooft gij mij?

Glaubst du mir?

Waart gij gisteravond thuis?

Wart ihr gestern Abend zuhause?

Waar woont gij eigenlijk?

Wo wohnst du eigentlich?

Waar woont gij?

Wo wohnst du?

Waart gij gisteravond thuis?

Waren Sie gestern Nacht zu Hause?

Wie zijt gij?

Wer bist du?

Weet gij waar hij woont?

Weißt du, wo er lebt?

Hebt gij dit boek geschreven?

Haben Sie dieses Buch geschrieben?

Eet gij 's morgens thuis?

Frühstückst du zu Hause?

Zoek en gij zult vinden.

Suche und du wirst finden.

Laat gij uw kinderen koffie drinken?

Lässt du deine Kinder Kaffee trinken?

Wat doet gij in uw vrije tijd?

Was machst du in deiner Freizeit?

Hebt gij uw huiswerk al af?

Hast du schon deine Hausaufgaben gemacht?

Wat doet gij in uw vrije tijd?

Was machst du in deiner Freizeit?


Gerelateerd aan gij

u - je - jij - ge - jullie - gijlieden - gijlui - gelui - jelui - jou