Vertaling van gillen
Inhoud:
Nederlands
Duits
blèren, brullen, bulderen, gillen, uitbrullen {ww.}
zetern
heulen
heulen
wij gillen
jullie gillen
zij gillen
wir zetern
ihr zetert
sie zetern
» meer vervoegingen van zetern
gil (mv. gillen), krijs, schreeuw {zn.}
Geheul