Vertaling van haast

Inhoud:

Nederlands
Duits
haastigheid [v], haast, ijl {zn.}
Eile [v] (die ~)
Hast [v] (die ~)
alras, dra, gauw, haast, spoedig, weldra, welhaast, binnenkort {bw.}
bald
alsbald
bijna, bijkans, haast, schier, vrijwel, welhaast, zo goed als, zowat {bw.}
beinahe
fast
schier
haasten, versnellen {ww.}
beschleunigen
überstürzen
beeilen

ik haast
jij haast
hij/zij/het haast

ich beschleunige
du beschleunigst
er/sie/es beschleunigt
» meer vervoegingen van beschleunigen

dringen, haasten, jachten, tot haast aanzetten, urgent zijn {ww.}
pressieren
drängen

ik haast
jij haast
hij/zij/het haast

ich pressiere
du pressierst
er/sie/es pressiert
» meer vervoegingen van pressieren



Voorbeelden in zinsverband

Nederlands
Duits

Haast je alsjeblieft!

Bitte beeilen Sie sich!

Ik heb haast!

Ich muss mich beeilen!

We zijn haast een gezin.

Wir sind praktisch Familie.

Haast je!

Beeil Dich!

Ik vond het haast eng om je een hele dag niet online te zien.

Es hat mir fast Angst gemacht, dich einen ganzen Tag nicht online zu sehen.

"Ik heb verschrikkelijke haast... om redenen die ik niet kan noemen," antwoordde Dima de vrouw. "Laat me alstublieft gewoon dat pak daar passen."

"Ich habe es schrecklich eilig ... aus Gründen, die ich nicht erklären kann", antwortete Dima der Frau. "Bitte lassen Sie mich einfach diesen Anzug hier anprobieren."


Gerelateerd aan haast

haastigheid - ijl - alras - dra - gauw - spoedig - weldra - welhaast - binnenkort - bijna - bijkans - schier - vrijwel - zo goed als - zowat