Vertaling van hard
Inhoud:
Nederlands
Duits
hard, onzacht, stug {bn.}
hart
Hart-
Hart-
hard, luid {bn.}
laut
gauw, hard, in allerijl, schielijk, snel, vlug {bw.}
flugs
geschwind
schnell
geschwind
schnell
bar, duchtig, hard, straf, streng, zwaar {bn.}
streng
doorstaan, dulden, harden, uithouden, uitstaan, verdragen {ww.}
ertragen
aushalten
ausstehen
aushalten
ausstehen
ik hard
ich ertrage
» meer vervoegingen van ertragen
Ik kan de pijn niet meer uitstaan.
Ich kann die Schmerzen nicht mehr aushalten.
Verdragen kan onverdraaglijk zijn.
Ertragen kann unerträglich sein.
harden, stalen, temperen {ww.}
abbinden
wappnen
erhärten
stählen
abhärten
härten
hart machen
wappnen
erhärten
stählen
abhärten
härten
hart machen
ik hard
ich binde ab
» meer vervoegingen van abbinden
Voorbeelden in zinsverband
Nederlands
Duits
Je moet hard leren.
Du must intensiv lernen.
Nancy studeerde hard.
Nancy hat fleißig gelernt.
Ze werkte hard.
Sie arbeitete hart.
Je moet heel hard werken.
Sie müssen sehr hart arbeiten.
Ge moet alleen hard werken.
Du musst nur fleißig arbeiten.
Zelfs als het hard regent, ga ik.
Ich werde gehen, auch wenn es stark regnet.
Het begon al snel zeer hard te regenen.
Bald begann es sehr stark zu regnen.
Je werkt te hard, doe het een tijdje rustig aan.
Du arbeitest zu schwer. Ruhe dich ein bisschen aus.
Het leven is hard, maar ik ben harder.
Das Leben ist hart, aber ich bin härter.