Vertaling van heer

Inhoud:

Nederlands
Duits
heer, menigte {zn.}
Unzahl [v] (die ~)
Unmasse [v] (die ~)
heer [m], heerschap [o], meneer [o], mijnheer [o] {zn.}
Herr [m] (der ~)
Meneer Long en meneer Smith praatten met elkaar.
Herr Long und Herr Smith sprachen miteinander.
Mijnheer Suzuki heeft drie dochters.
Herr Suzuki hat drei Töchter.
heerschaar [v], leger [o], legermacht [v], troepenmacht [v], armee [v], heer [o] {zn.}
Armee [v] (die ~)
Streitkräfte
Unmenge [v] (die ~)
Schar [v] (die ~)
Heer [o] (das ~)
Ik ben in het leger ingetreden.
Ich ging zur Armee.
Een taal is een dialect met een leger en een vloot.
Eine Sprache ist ein Dialekt mit einer Armee und einer Marine.
baas [m], meester [m], heer, patroon {zn.}
Wirt [m] (der ~)
gentleman [m], heer [m] {zn.}
Gentleman [m] (der ~)
Ehrenmann [m] (der ~)
Hij is een gentleman.
Er ist ein Gentleman.


Voorbeelden in zinsverband

Nederlands
Duits

Glimlachend begroette ze de heer Kato.

Sie grüßte Herrn Katō lächelnd.

De heer…/ Mevrouw… / Juffrouw

Herr / Frau

Hij is een heer. Hij kan zoiets niet gezegd hebben.

Er ist ein Kavalier. Er kann so etwas nicht gesagt haben.

Ik zoek de heer Smith

Ich suche Herrn Smith


Gerelateerd aan heer

menigte - heerschap - meneer - mijnheer - heerschaar - leger - legermacht - troepenmacht - armee - baas - meester - patroon - gentleman