Vertaling van in het huwelijk treden
Inhoud:
Nederlands
Duits
in het huwelijk treden, trouwen {ww.}
heiraten
sich verheiraten
sich verehelichen
sich verheiraten
sich verehelichen
Wil je met me trouwen?
Willst du mich heiraten?
Ik wil met je trouwen.
Ich will dich heiraten.
in het huwelijk treden, trouwen {ww.}
heiraten
sich trauen lassen
sich trauen lassen
Hij beloofde met haar te trouwen.
Er versprach, sie zu heiraten.
Mary wil met een miljonair trouwen.
Mary will einen Millionär heiraten.