Vertaling van inrichting

Inhoud:

Nederlands
Duits
inrichting [v], opstelling [v], vereffening [v] {zn.}
Bearbeiten
Erledigen
Arrangieren
Vorbereiten
Herrichten
Einrichten
Anordnen
inrichting [v], gesticht, instituut, kostschool {zn.}
Institut [o] (das ~)
Anstalt [v] (die ~)
accommodatie [v], inrichting [v], uitrusting [v], uitrustingsstuk {zn.}
Ausstattung [v] (die ~)
Equipage
Ausrüstung [v] (die ~)
akkoord [o], inrichting [v], regeling [v], schikking [v], zetting [v], maatregel {zn.}
Veranstaltung [v] (die ~)
Anlaß [m] (der ~)
Arrangement [v] (die ~)
Bearbeitung [v] (die ~)
Einigung [v] (die ~)
Übereinkunft [v] (die ~)
Einteilung [v] (die ~)
Anordnung [v] (die ~)
Ordnung [v] (die ~)
Zusammenstellung [v] (die ~)
Einrichtung [v] (die ~)
complet [m], ensemble [o], inrichting [v], stel, troep {zn.}
Zusammenspiel [o] (das ~)
Ganzes
Gesamtheit [v] (die ~)
Ensemble [o] (das ~)