Vertaling van jachten
Inhoud:
Nederlands
Duits
haast hebben, jachten, jagen, zich haasten, zich voorthaasten {ww.}
sich beeilen
hasten
hasten
wij jachten
jullie jachten
zij jachten
wir hasten
ihr hastet
sie hasten
» meer vervoegingen van hasten
dringen, haasten, jachten, tot haast aanzetten, urgent zijn {ww.}
pressieren
drängen
drängen
wij jachten
jullie jachten
zij jachten
wir pressieren
ihr pressiert
sie pressieren
» meer vervoegingen van pressieren
jacht (mv. jachten) {zn.}
Yacht
Jacht
Jacht
Je mag mijn jacht gebruiken.
Du kannst meine Yacht benutzen.
jacht (mv. jachten) {zn.}
Jägerei
Jagen
Jagen
jacht (mv. jachten) {zn.}
Weidwerk
Jagd
Jagd