Vertaling van jij

Inhoud:

Nederlands
Duits
u, je, jij, ge, gij, jullie, gijlieden, gijlui, gelui, jelui, jou {pers. vnw.}
Sie
du
ihr
je, jij, ge, gij {pers. vnw.}
du


Voorbeelden in zinsverband

Nederlands
Duits

Jij bent de grootste.

Du bist der Größte.

Jij of ik?

Du oder ich?

Welke krant lees jij?

Welche Zeitung lesen Sie?

Jij kan toch typen?

Du kannst tippen, nicht wahr?

Jij bent een idioot.

Du bist ein Idiot.

Jij maakt me gelukkig.

Sie machen mich glücklich.

Spreek jij Catalaans?

Sprechen Sie Katalanisch?

Jij zingt altijd.

Du singst immer.

Geloof jij in ufo's?

Glaubst du an UFOs?

Jij hebt drie auto's.

Du hast drei Autos.

Hoeveel talen spreek jij?

Wie viele Sprachen sprechen Sie?

Jij begrijpt me.

Du verstehst mich.

Weet jij Toms telefoonnummer?

Wissen Sie Toms Telefonnummer?

Jij verbergt iets.

Du verbirgst etwas.

Wat denk jij van hem?

Was denkst du über ihn?


Gerelateerd aan jij

u - je - ge - gij - jullie - gijlieden - gijlui - gelui - jelui - jou