Vertaling van juichen

Inhoud:

Nederlands
Duits
jubelen, juichen {ww.}
sich sehr freuen
jauchzen
jubeln
frohlocken

wij juichen
jullie juichen
zij juichen

wir jauchzen
ihr jauchzt
sie jauchzen
» meer vervoegingen van jauchzen

jubelen, juichen {ww.}
vor Freude jubeln
jauchzen

wij juichen
jullie juichen
zij juichen

wir jauchzen
ihr jauchzt
sie jauchzen
» meer vervoegingen van jauchzen



Gerelateerd aan juichen

jubelen