Vertaling van kabbelen
Inhoud:
Nederlands
Duits
kabbelen, klapperen, klotsen, plassen, plonzen {ww.}
plätschern
klatschen
klatschen
zij kabbelen
sie plätschern
» meer vervoegingen van plätschern
zij kabbelen
sie plätschern
» meer vervoegingen van plätschern