Vertaling van kamer

Inhoud:

Nederlands
Duits
kamer [v], lokaal [o], vertrek [o] {zn.}
Zimmer [o] (das ~)
Raum [m] (der ~)
Kammer [v] (die ~)
Stube [v] (die ~)
Gemach [o] (das ~)
De kamer was warm.
Das Zimmer war warm.
Hij verliet de kamer.
Er verließ das Zimmer.
tonnetje, vaatje, kamer {zn.}
Trommel [v] (die ~)
Fässchen [o] (das ~)
kamertje [o], kamer,  {zn.}
Kammer [v] (die ~)
Kamera [v] (die ~)


Voorbeelden in zinsverband

Nederlands
Duits

De kamer was warm.

Das Zimmer war warm.

Hoeveel kost een kamer?

Wie viel kostet ein Zimmer?

Hij verliet de kamer.

Er verließ das Zimmer.

Deze kamer is groot genoeg.

Dieser Raum ist groß genug.

Heb je een eigen kamer?

Hast du ein eigenes Zimmer?

Mayuko kwam de kamer binnen.

Mayuko betrat den Raum.

Haar kamer heeft rode muren.

Ihr Zimmer hat rote Wände.

Hij ging zijn kamer binnen.

Er betrat ihr Zimmer.

Hij keek de kamer rond.

Er schaute sich im Zimmer um.

De kaarsen verlichtten de kamer.

Die Kerzen erleuchteten den Raum.

Hij ging de kamer binnen.

Er kam in das Zimmer.

Je moet je kamer opruimen.

Du musst dein Zimmer sauber machen.

Mij kamer is vol gevaren.

In meinem Zimmer wimmelt es vor Gefahren.

Laten we onze kamer kuisen.

Lasst uns unser Zimmer putzen.

Zij kwam uit de kamer.

Sie kam aus dem Zimmer.


Gerelateerd aan kamer

synoniemen

lokaal - vertrek - tonnetje - vaatje - kamertje -