Vertaling van kan

Inhoud:

Nederlands
Duits
kan [m], pan [v], pot [m] {zn.}
Kanne [v] (die ~)
Topf [m] (der ~)
Krug [m] (der ~)
Hafen [m] (der ~)
De pot verwijt de ketel.
Der Topf wirft dem Kessel vor, dass er schwarz ist.
Er is bijna geen koffie over in de pot.
In der Kanne ist fast kein Kaffee mehr.
kunnen {ww.}
können
vermögen
dürfen

ik kan
jij kan
hij/zij/het kan

ich kann
du kannst
er/sie/es kann
» meer vervoegingen van können

Wanneer kunnen we eten?
Wann können wir essen?
Kunnen we praten?
Können wir reden?


Voorbeelden in zinsverband

Nederlands
Duits

Hij kan Frans spreken.

Er kann Französisch.

Ik kan niet zwemmen.

Ich kann nicht schwimmen.

Kan ik dit eten?

Kann ich das essen?

Ik kan het.

Ich kann es schaffen.

Niemand kan hem begrijpen.

Niemand kann ihn begreifen.

Ik kan skiën.

Ich kann Ski fahren.

Ik kan niks bedenken.

Ich kann an nichts denken.

Ik kan Chopin spelen.

Ich kann Chopin spielen.

Mary kan zwemmen.

Mary kann schwimmen.

Bob kan koken.

Bob kann kochen.

Ik kan tennissen.

Ich kann Tennis spielen.

Kan ik u helpen?

Kann ich dir helfen?

Niemand kan alles weten.

Niemand kann alles wissen.

Hij kan zoiets zeggen.

Er kann so etwas sagen.

Jij kan toch typen?

Du kannst tippen, nicht wahr?


Gerelateerd aan kan

pan - pot - kunnen