Vertaling van kap

Inhoud:

Nederlands

Duits

kap, kornet, muts [v] {zn.}

Kappe [v] (die ~)
Haube [v] (die ~)

dak [o], overkapping [v], kap {zn.}

Dach [o] (das ~)

Het dak is lek.

Das Dach leckt.

Het dak van mijn huis is rood.

Das Dach meines Hauses ist rot.

bedekking [v], deksel [o], kaft, omslag [o], kap [v] {zn.}

Verdeck [o] (das ~)
Umschag
Decke [v] (die ~)
Deckel [m] (der ~)
Bedeckung [v] (die ~)

hakken, houwen, kappen {ww.}

hauen
hacken

ik kap

kappen, vellen, neervellen, wippen {ww.}

fällen

ik kap

friseren, kappen {ww.}

frisieren

ik kap