Vertaling van kleed

Inhoud:

Nederlands
Duits
karpet [o], kleed [o], tapijt [o], vloerkleed [o] {zn.}
Teppich [m] (der ~)
Ik morste mijn koffie op het tapijt.
Ich habe meinen Kaffee auf dem Teppich verschüttet.
gewaad, kleding [v], kleed [o] {zn.}
Kleid [o] (das ~)
Gewand [o] (das ~)
Anzug [m] (der ~)
Ze droeg een wit kleed.
Sie trug ein weißes Kleid.
Ze had een lelijk kleed aan.
Sie trug ein hässliches Kleid.
kleden, aankleden, omkleden, staan {ww.}
bekleiden
kleiden
ankleiden
anziehen

ik kleed

ich bekleide
» meer vervoegingen van bekleiden



Voorbeelden in zinsverband

Nederlands
Duits

Ze droeg een wit kleed.

Sie trug ein weißes Kleid.

Ze had een lelijk kleed aan.

Sie trug ein hässliches Kleid.


Gerelateerd aan kleed

karpet - tapijt - vloerkleed - gewaad - kleding - kleden - aankleden - omkleden - staan