Vertaling van klein

Inhoud:

Nederlands
Duits
klein, luttel, min {bn.}
gering
klein
Klein-
kleinmaken, vernederen, verootmoedigen {ww.}
erniedrigen
demütigen

ik maak klein
jij maakt klein

ich erniedrige
du erniedrigst
» meer vervoegingen van erniedrigen

gruizelen, kleinmaken {ww.}
abkrümeln
abbröckeln
krümeln
bröckeln

ik maak klein
jij maakt klein

ich bröckle ab
du bröckelst ab
» meer vervoegingen van abbröckeln



Voorbeelden in zinsverband

Nederlands
Duits

Mijn tuin is klein.

Mein Garten ist klein.

Het is te klein.

Es ist zu klein.

Nederland is een klein land.

Holland ist ein kleines Land.

Dit is een klein boek.

Das ist ein kleines Buch.

De wereld is een klein dorp.

Die Welt ist ein kleines Dorf.

Deze hoed is te klein voor jou.

Dieser Hut ist dir zu klein.

Een ongeluk zit in een klein hoekje.

Unfälle sind unvermeidlich.

Ryoko heeft een schattig klein gezicht.

Ryoko hat ein süßes kleines Gesicht.

Het meisje is klein voor haar leeftijd.

Das Mädchen ist klein für sein Alter.

Een (klein) beetje

Ein wenig

Ge moet hem maar een klein beetje helpen.

Du musst ihm nur ein wenig helfen.

Ik ken haar sinds dat ze een klein meisje was.

Ich kenne sie, seitdem sie ein kleines Kind war.

Dit huis is te klein om in te wonen.

Dieses Haus ist zum Wohnen zu klein.

Je hebt een klein beetje koorts vandaag, is het niet?

Du hast heute ein wenig Fieber, oder?

Plotseling voelde ze zich zeer klein, waardeloos en ellendig.

Plötzlich fühlte sie sich winzig, wertlos und elend.


Gerelateerd aan klein

luttel - min - kleinmaken - vernederen - verootmoedigen - gruizelen