Vertaling van klok

Inhoud:

Nederlands
Duits
klok, uurwerk {zn.}
Uhr [v] (die ~)
De klok loopt achter.
Die Uhr geht nach.
Het uurwerk loopt achter.
Die Uhr geht nach.
klok [v], stolp {zn.}
Kappe [v] (die ~)
Sturz [m] (der ~)
Glocke [v] (die ~)
bel [v], klok [v] {zn.}
Klingel [v] (die ~)
Glocke [v] (die ~)
kakelen, klokken {ww.}
glucken

ik klok

ich glucke
» meer vervoegingen van glucken

klokken {ww.}
gluckern
glucksen

ik klok

ich gluckse
» meer vervoegingen van glucksen



Voorbeelden in zinsverband

Nederlands
Duits

De klok loopt achter.

Die Uhr geht nach.

Deze klok is kapot.

Diese Uhr ist kaputt.

De klok loopt voor.

Die Uhr geht vor.

Deze klok doet het niet.

Diese Uhr geht nicht.

Hij eet de klok rond.

Er isst rund um die Uhr.

De klok loopt tien minuten achter.

Die Uhr geht zehn Minuten nach.

Er hangt een klok aan de muur.

Eine Uhr hängt an der Wand.

Mijn klok loopt vijf minuten voor.

Meine Uhr geht fünf Minuten vor.

Die klok loopt één minuut voor.

Die Uhr geht eine Minute vor.

De klok staat stil. Hij heeft een nieuwe batterij nodig.

Die Uhr ist stehengeblieben. Sie braucht eine neue Batterie.

Zet de klok goed. Hij loopt tien minuten voor.

Stell deine Uhr. Sie geht zehn Minuten vor.


Gerelateerd aan klok

uurwerk - stolp - bel - kakelen - klokken