Vertaling van knauw

Inhoud:

Nederlands
Duits
beet [m], hap, knauw {zn.}
Biß [m] (der ~)
beitsen, bijten, happen, knauwen {ww.}
beißen

ik knauw

ich beiße
» meer vervoegingen van beißen

Blaffende honden bijten niet.
Hunde, die bellen, beißen nicht.


Gerelateerd aan knauw

beet - hap - beitsen - bijten - happen - knauwen