Vertaling van koesteren

Inhoud:

Nederlands
Duits
koesteren, troetelen, vertroetelen, verwennen {ww.}
verwöhnen
verziehen
verhätscheln
verzärteln
hätscheln

wij koesteren
jullie koesteren
zij koesteren

wir verziehen
ihr verzieht
sie verziehen
» meer vervoegingen van verziehen

broeden, broeden op, koesteren {ww.}
brüten

wij koesteren
jullie koesteren
zij koesteren

wir brüten
ihr brütet
sie brüten
» meer vervoegingen van brüten



Gerelateerd aan koesteren

troetelen - vertroetelen - verwennen - broeden - broeden op