Vertaling van kruis

Inhoud:

Nederlands
Duits
kruis [o],  {zn.}
Dachgrat
Schnittkante [v] (die ~)
Grat [m] (der ~)
Bergrücken [m] (der ~)
Walmfläche
Rücken [m] (der ~)
Kruppe [m] (der ~)
kruis [o] {zn.}
Kreuz [o] (das ~)
Zij deed veel vrijwilligerswerk voor het Rode Kruis.
Sie machte viel Freiwilligenarbeit für das Rote Kreuz.
kruis [o], lende {zn.}
Lende [v] (die ~)
kruis [o], vork [v] {zn.}
Gabel [v] (die ~)
Forke
Er ontbreekt een vork.
Es fehlt eine Gabel.
hekje [o], kruis [o] {zn.}
Kreuz [o] (das ~)
Erhöhungszeichen
kruisen, kruisigen {ww.}
kreuzigen

ik kruis

ich kreuzige
» meer vervoegingen van kreuzigen

kruisen,  {ww.}
kreuzen

ik kruis

ich kreuze
» meer vervoegingen van kreuzen



Gerelateerd aan kruis

- lende - vork - hekje - kruisen - kruisigen -