Vertaling van landstreek

Inhoud:

Nederlands
Duits
gebied, gewest, regio, streek, landstreek {zn.}
Region [m] (der ~)
Gegend [v] (die ~)
Gebiet [o] (das ~)
Bereich [m] (der ~)
Hij kent de streek op zijn duimpje.
Er kennt die Gegend wie seine Westentasche.
Iedere keer dat hij ontsnapte keerde hij terug naar dit gebied.
Jedes Mal, wenn er entkam, kehrte er in diese Region zurück


Gerelateerd aan landstreek

gebied - gewest - regio - streek