Vertaling van licht

Inhoud:

Nederlands
Duits
licht, zwak {bn.}
schwach
matt
licht [o], schijn [m], schijnsel [o] {zn.}
Licht [o] (das ~)
Ik kan het licht zien.
Ich kann das Licht sehen.
Zij heeft het licht aangedaan.
Sie schaltete das Licht an.
licht, ondiep, oppervlakkig {bn.}
flach
licht, makkelijk, gemakkelijk, vlot {bn.}
geläufig
leicht
mühelos
einfach
bequem
gewandt
flink
beschwingt
helder, licht, lichtend {bn.}
hell
hel, helder, klaar, licht {bn.}
hell
licht
lichtvoll
aan zijn, lichten, licht geven, schijnen {ww.}
leuchten

ik licht
jij licht
hij/zij/het licht

ich leuchte
du leuchtest
er/sie/es leuchtet
» meer vervoegingen van leuchten

ledigen, legen, lenzen, lichten, ruimen, uithalen {ww.}
entleeren
ausleeren

ik licht
jij licht
hij/zij/het licht

ich entleere
du entleerst
er/sie/es entleert
» meer vervoegingen van entleeren



Voorbeelden in zinsverband

Nederlands
Duits

Kaas is niet licht verteerbaar.

Käse ist nicht einfach zu verdauen.

Moet ik het licht aanlaten?

Willst du, dass ich das Licht anlasse?

Zij heeft het licht aangedaan.

Sie schaltete das Licht an.

Ik kan het licht zien.

Ich kann das Licht sehen.

Het licht ging vanzelf uit.

Das Licht ging von selbst aus.

Zijt ge gestopt aan het rood licht?

Haben Sie an der roten Ampel angehalten?

Doe het licht aan. Ik zie niks.

Schalte das Licht an. Ich kann nichts sehen.

Het is niet licht genoeg om foto's te nemen.

Es ist nicht genug Licht, um Fotos zu machen.

Doe het licht uit. Ik kan niet in slaap komen.

Schalte das Licht aus. Ich kann nicht einschlafen.


Gerelateerd aan licht

zwak - schijn - schijnsel - ondiep - oppervlakkig - makkelijk - gemakkelijk - vlot - helder - lichtend - hel - klaar - aan zijn - lichten - licht geven