Vertaling van lid

Inhoud:

Nederlands
Duits
lid, term {zn.}
Glied [o] (das ~)
lid, lidmaat {zn.}
Mitglied [o] (das ~)
Glied [o] (das ~)
Ik ben lid van het basketbalteam.
Ich bin Mitglied des Basketballteams.
geleding [v], gewricht, knoop [m], lid, gelid {zn.}
Artikulation [v] (die ~)
Gelenkknoten
Gelenk [o] (das ~)
Gelenkverbindung [v] (die ~)
Fuge [v] (die ~)
aanhanger [m], lid, partijganger, partijlid {zn.}
Anhänger [m] (der ~)
aanhanger [m], lid, lidmaat {zn.}
Mitglied [o] (das ~)
Angehöriger [m] (der ~)
Glied [o] (das ~)
Anhänger [m] (der ~)
associé [m], lid, vennoot {zn.}
Mitglied [o] (das ~)
Sozius
Teilhaber [m] (der ~)
Associé
jongeheer [m], leuter [m], lul [m], pik [v], snikkel [m], lid, piemel, plasser, penis {zn.}
Penis [m] (der ~)
De penis is één van de mannelijke geslachtsorganen.
Der Penis ist eines der männlichen Geschlechtsorgane.
De penis ging in de vagina.
Der Penis drang in die Vagina ein.

Gerelateerd aan lid

term - lidmaat - geleding - gewricht - knoop - gelid - aanhanger - partijganger - partijlid - associé - vennoot - jongeheer - leuter - lul - pik