Vertaling van lokaal

Inhoud:

Nederlands
Duits
lokaal, plaatselijk {bn.}
lokal
örtlich
lokaal, plaats [v], plek, oord {zn.}
Stelle [v] (die ~)
Platz [m] (der ~)
Ort [m] (der ~)
Stätte [v] (die ~)
Tom heeft een kale plek.
Tom hat eine kahle Stelle am Kopf.
Er bestaat niet één veilige plek meer in Japan.
Es gibt keinen einzigen sicheren Ort mehr in Japan.
kamer [v], lokaal [o], vertrek [o] {zn.}
Zimmer [o] (das ~)
Raum [m] (der ~)
Kammer [v] (die ~)
Stube [v] (die ~)
Gemach [o] (das ~)
De kamer was warm.
Das Zimmer war warm.
Hij verliet de kamer.
Er verließ das Zimmer.


Gerelateerd aan lokaal

plaatselijk - plaats - plek - oord - kamer - vertrek