Vertaling van lonen

Inhoud:

Nederlands
Duits
lonen, belonen, terugdoen, vergelden, wedervergelden {ww.}
belohnen
vergelten
lohnen

wij lonen
jullie lonen
zij lonen

wir belohnen
ihr belohnt
sie belohnen
» meer vervoegingen van belohnen

lonen, waard zijn {ww.}
wert sein
gelten
sich verlohnen
aufwiegen

wij lonen
jullie lonen
zij lonen

wir wiegen auf
ihr wiegt auf
sie wiegen auf
» meer vervoegingen van aufwiegen

beloning [v], vergelding [v], loon (mv. lonen) {zn.}
Lohn [m] (der ~)
Belohnung [v] (die ~)
bezoldiging [v], gage [v], loon (mv. lonen), salaris, traktement, verdienste, wedde {zn.}
Gehalt [o] (das ~)
Salär
Gage [v] (die ~)
Hij verdient een hoog salaris.
Er bekommt ein gutes Gehalt.