Vertaling van loog

Inhoud:

Nederlands
Duits
loog {zn.}
Lauge [v] (die ~)
alkali [o], loog {zn.}
Laugensalz [o] (das ~)
Alkali [o] (das ~)
liegen {ww.}
lügen
belügen
flunkern

ik loog
jij loog
hij/zij/het loog

ich belog
du belogst
er/sie/es belog
» meer vervoegingen van belügen

Ze liegen nooit.
Sie lügen nie.
Hij haatte liegen.
Er hasste es zu lügen.
de was doen, logen, wassen {ww.}
waschen
abbeuchen

ik loog

ich wasche
» meer vervoegingen van waschen

Ik ga mijn auto wassen.
Ich werde mein Auto waschen.
Knippen, wassen en drogen alstublieft.
Schneiden, waschen und föhnen bitte.


Voorbeelden in zinsverband

Nederlands
Duits

Hij loog tegen ons.

Er hat uns angelogen.

Het is mogelijk dat Tom tegen je loog.

Möglicherweise hat Tom dich angelogen.


Gerelateerd aan loog

alkali - liegen - de was doen - logen - wassen